Op onze laatste dag aan de Franse Rivièra blijven we stilstaan voor een makelaarskantoor in Saint-Jean-Cap-Ferrat, nieuwsgierig naar wat men in de etalage heeft, en vooral tegen welke prijzen. Tot onze verrassing komt er meteen een vrouw naar buiten, die vriendelijk vraagt of ze ons kan helpen.
Nu zou ik eerlijk moeten zeggen dat we alleen maar onze neus tegen de ruit van de snoepwinkel drukken, maar ik heb de rare zwakte dat ik tegenover beeldschone vrouwen met een oogverblindende glimlach graag de schijn ophoud dat ik een stuiver bezit. ‘We zoeken een vakantiehuis,’ antwoord ik.
‘Hoeveel slaapkamers?’
‘Vier, vijf.’
‘Hier in Saint-Jean-Cap-Ferrat?’
‘Of in Villefranche-sur-Mer, Beaulieu-sur-Mer, Roquebrune-Cap-Martin, Antibes is ook goed.’ Die plaatsen bestaan echt, in de tastbare werkelijkheid, en bij het noemen van elke naam ga ik sterker geloven in het verzinsel van mijn kredietwaardigheid.
‘Wat is uw budget?’
Een logische vraag, maar toch zag ik hem niet direct aankomen. ‘Twee miljoen,’ hoor ik mezelf zeggen.
‘Voor dat geld heeft u helaas geen huis, wel een appartement.’
‘Uiteraard, we zoeken een appartement.’
‘Heeft u nog bepaalde wensen?’
‘Twee badkamers, en uitzicht op zee is een absolute voorwaarde.’
Ze zwaait de deur open. Of ik haar wil volgen, zodat ze mijn naam en gegevens kan noteren? ‘Bien sûr,’ zeg ik nonchalant, en steek me dieper het wespennest in. Mijn vrouw blijft wijselijk buiten staan.
Geneviève Daudet overhandigt me haar visitekaartje. Ik geef haar mijn echte naam, mailadres en telefoonnummer; ik heb niet de koelbloedigheid die dingen ter plekke te verzinnen.
‘Dus uw budget, Monsieur Camp-Ouís, is twee miljoen? Ik schrijf het er even bij.’
Het spijt me inmiddels zo laag te hebben ingezet. Om tegenover Geneviève en haar twee medewerksters – eveneens ravissant, eveneens gezegend met een betoverende glimlach – niet als een armoedzaaier over te komen zeg ik: ‘Deux millions et demi, maximum.’
Geneviève zal me een selectie van het aanbod toesturen. We scheiden met een warme handdruk.
Buiten zeg ik tegen mijn vrouw, terwijl we onze wandeling vervolgen, dat ik erover denk ons budget te verruimen. De volgende makelaar komt al in zicht. ‘Vijf miljoen, wat denk je? Als ik bezuinig op de Ferrari’s?’
‘Ik denk dat het hoog tijd is dat we teruggaan naar de Zeeuwse Rivièra,’ antwoordt ze.
De Zeeuwse Rivièra? Klinkt ook niet slecht.
Verschenen in: PZC